.
‘Het is weken en weken en weken, … en het is wéér suikerfeest!?’ Omar heeft helemaal gelijk. Een dag voor de meivakantie eindigde de Ramadan met het suikerfeest, en nu, bijna drie weken later, vieren we het nog een keer op school. Toch hebben we er allemaal zin in. De meeste kinderen dragen hun mooiste kleren. Vaders, moeders, zussen en tantes zorgden samen met de kinderen voor de lekkerste gerechten Ook degene die thuis geen suikerfeest vieren komen op school met schalen vol poffertjes, druiven, dadels of aardbeien met slagroom. Milad vertelt zelfs dat hij straks, als hij weer thuis is, opnieuw cadeautjes krijgt.
Kringgesprek
Dat het leeft bij de kinderen merk ik als Milad vertelt dat hij een nieuwe step heeft, eentje die hele scherpe bochten kan maken. De kinderen vragen naar de kleur, hoe de step er precies uitziet, of hij hem zelf heeft uitgekozen en van wie hij hem kreeg. Nee, hij heeft hem niet zelf uitgekozen, dat heeft zijn vader gedaan. ‘Het was voor het suikerfeest natuurlijk.’ Er blijken meer kinderen te zijn die de afgelopen weken een fiets of een step kregen. En ze buitelen over elkaar heen om te vertellen hoe die eruit ziet.
Ieder ochtend leidt een ander kind de kring. Zafir, die vandaag de kringleider is, is streng. ‘Nee, stop! Steek je vinger op. Ik zeg wie mag praten!’ Naseem krijgt de beurt. Zachtjes vertelt ze dat zij ook een hele mooie fiets kreeg.
Van wie krijg je cadeautjes op het suikerfeest?
‘Van wie heb je hem gekregen?’ is de eerste vraag. ‘Van Allah’, antwoord ze aarzelend. Ik buig me voorover. Heb ik het goed verstaan? Of heeft ze hem van Talla gekregen of van papa? Ook de kinderen reageren niet. ‘Van wie?’ vraag ik daarom nog eens. ‘Van Allah’, antwoord ze nu luid en duidelijk. ‘Heb je hem van Allah gekregen?’ Ik klink vast verbaasd want de kinderen barsten los. ‘Nee, dat kan niet!’ Allah geeft nooit een fiets!’ ‘Dat doen je vader en je moeder!’
De lip van Naseem begint een beetje te trillen na al die verontwaardigde reacties. Ik zie haar nadenken. Alsof ze wel snapt dat het gek klinkt terwijl ze toch weet dat het waar is. Dan lijkt ze tot een conclusie te komen. ‘Nee’, zegt ze eerst nog wat voorzichtig, ‘Allah geeft niet de fiets.’ Om daarna zelfverzekerd verder te gaan. ‘Maar Allah zegt tegen je vader en je moeder dat ze naar de winkel moeten gaan en dat ze een fiets moeten kopen. Omdat je het goed hebt gedaan. Daarom zegt Allah dat’.
Zafir zoekt ondertussen in het bakje op zijn schoot naar het volgende kaartje. Als kringleider is het zijn taak om de op het kaartje afgebeelde routines af te werken. Na de korte vertelronde moeten we nog tellen hoeveel kinderen er vandaag op school zijn, bedenken welke dag van de week en welk seizoen het is. Hij neemt zijn taak serieus en zet de vaart erin. Maar ik denk nog na over de opmerking van Naseem. Wat heeft ze mooi de relatie gelegd tussen het suikerfeest, de ramadan, cadeautjes en Allah.
Zelfbeeld
Later zit ik tijdens de feestelijke lunch even naast Naseem. Ze geniet duidelijk van al het lekkers en van de gezelligheid. Het toetje eet ze aandachtig met een lepeltje. Dan vertrouwt ze mij toe dat ze een keer een toetje at en dat alle mensen zeiden ‘oh wat eet jij netjes, jij eet zo netjes het toetje, jij eet zo mooi!’ ‘Ik deed zo’, en ze gaat nog wat rechter op zitten, houdt een denkbeeldig bakje dicht bij haar mond en met een denkbeeldig lepeltje schept ze gracieus het toetje uit het bakje. ‘Van wie heb je zo netjes leren eten?’ vraag ik. ‘Nee, nee, dat heb ik niet geleerd, dat kan ik!’ “En eten je grote broer en zus ook zo netjes?’ Ze zucht: ‘Mijn hele familie, mijn moeder, mijn vader, mijn broer en mijn zus, wij eten allemaal héél netjes’.
Als ze verder gaat met het eten van het echte toetje, is het bijna een klein dansje geworden. Ze straalt. En ik geniet. Geniet van Naseem die zo stevig verankert opgroeit in haar familie, haar cultuur en tussen de mensen om haar heen. Ik ben blij dat ik als haar juf deel uitmaak van die wereld.