‘Wat gebeurt er als ík stout ben?’

.

.

Vakantie. Dat is een beetje doelloos zwerven langs weilanden, vogellandjes en door nog enigszins verlaten musea. Het is fietsen en wandelen. Samen zijn met familie en vrienden. Een biertje drinken op het achtersteven van een bootje. Het is de eerste kop koffie met je blote benen uitgestrekt in het ochtendzonnetje of het laatste tochtje in de schemering. Maar het is vooral veel herkauwen. Eigenlijk heb ik daar helemaal geen zin in maar het gebeurt gewoon. Dit jaar misschien nog wel meer dan anders.

De afgelopen maanden bolderden we met z’n allen hotsend en botsend over een hobbelig pad van de ene gebeurtenis naar de andere. Soms wisten we de ene week niet hoe de volgende eruit zou zien. We improviseerden, reageerden en losten problemen op terwijl we ons nauwelijks realiseerden wat er nu eigenlijk allemaal gebeurde.

Ongemerkt brak toen toch ineens de laatste schoolweek aan. De kinderen wisten het eerder dan ik. Terwijl mijn eigen hoofd nog vol zat met alternatieve rapporten, telefonische oudergesprekken en de vraag hoe ik de klas schoon kreeg zonder ouderhulp, gedroegen de kinderen zich van de ene dag op de andere zoals altijd vlak voor de zomervakantie. Ze waren druk, ongeconcentreerd en wat ik ook zei of deed het leek geen enkel effect te hebben.

.

.

Duuk haalt voor de zoveelste keer een stapel kaarten te voorschijn. Prachtige kaarten met vreemdsoortige monsters vol met magische krachten. Maar we hebben afgesproken dat hij dat alleen buiten doet, niet als we samen in de kring zitten. Vorige week gebeurde het nog schielijk in de gang of ergens verborgen onder tafel, nu haalt hij als een echte grote, stoere jongen de kaarten in het zicht van iedereen uit zijn broekzak, zijn voeten legt hij daarbij zelfs languit op de vensterbank. Zonder erbij na te denken sta ik op, pak de kaarten af en leg ze op kast. ‘Die krijg je weer terug als we naar huis gaan.’ Ik kijk hem aan en voeg eraan toe dat hij zich zo niet moet gedragen bij zijn nieuwe juf in groep 3, dat ík wel weet dat hij een lieve jongen is maar zijn nieuwe juf nog niet. Dat is oneerlijk want ik weet ook wel dat het lang zal duren voordat hij zich zo gedraagt bij zijn nieuwe juf. Maar het komt aan. Meteen zit hij rechtop en mompelt instemmend. Ook de andere kinderen zijn stil en weer helemaal bereid zich goed te gedragen.

Ik vertel dat morgen de laatste dag is voor de vakantie. Dat ze speelgoed mogen meenemen en zich verkleden als ze willen. Liever geen wapens zoals het grote geweer van Duuk of het sabel van de als piraat verklede Mick, maar iets waar ze samen mee kunnen spelen. Dat we morgen ook afscheid nemen van de kinderen die naar groep 3 gaan en van juf Marion. De vragen buitelen al snel over elkaar heen. ‘Mag je wel speelgoed mee dat geluid kan maken?’ ‘Krijgen we een cadeautje?’ ‘Waarom ga ik ook alweer niet naar groep 3?’ ‘In welke groep zit ik na de vakantie?’ ‘Mogen we wel knuffels meenemen morgen?’ Uit mijn ooghoek zie ik dat Jelle, vlak naast mij, al een tijd lang heel rustig met zijn vinger omhoog zit, zonder dat hij, zoals veel kinderen, alvast gaat praten of die vinger begeleidt met aanzwellende en aandacht vragende geluidjes. ‘De laatste vraag is voor Jelle.’

‘Wat gebeurt er als ík stout ben?’

De vraag overvalt me. ‘Uhm, ja, nou …, wanneer ben je dan stout?’ vraag ik wat schaapachtig. Het antwoord is helder en duidelijk: ‘Als ik iets heel graag wil en het mag niet en ik doe het toch’. Ik denk aan de keren dat Jelle iets deed dat je misschien stout zou kunnen noemen. Samen met zijn vriendje Xander bakte hij kleikoekjes op de verwarming zodat de klei in straaltjes naar beneden droop, soms vliegen de auto’s herhaaldelijk over een zelf gebouwde schans door de klas of heeft hij ruzie over hoe het spel moet verlopen met zijn vriendjes. Meer kan ik niet bedenken. ‘Als je nou iets heel graag wil dat niet mag’, zeg ik, ‘als je nou een plannetje hebt waarvan je niet zeker weet of dat wel goed is, kun je het ook gewoon vragen. Misschien mag het eigenlijk wel of misschien kunnen we samen iets anders bedenken zodat niemand er last van heeft.’

Pas als niet alleen Jelle ontspant maar er een zucht van verlichting door de hele groep gaat, besef ik wat een spanning er hing na mijn terechtwijzing van Duuk. Ik maakte de grote stap naar groep 3 nog spannender en verbood daarna zelfs nog eens expliciet het prachtige, met afgunst bekeken, geweer dat hij twee dagen eerder mee naar school nam. Ik zie hoe opgelucht ze zijn nu ze weer weten dat je ergens over kunt praten. Dat we dat wat er is kunnen benoemen. Dat we gewoon samen naar een oplossing kunnen zoeken.

Duuk kreeg zijn kaarten terug en een knipoog die hij welwillend in ontvangst nam. En ik ben achteraf, herkauwend in lege vakantiedagen, trots op mijn groepje. Op de vierjarige Jelle die zo treffend de spanning verwoordde die iedereen voelde. Op al die kinderen die eigenlijk altijd proberen het goede te doen. Trots op de momenten waarop het even lukt: naar elkaar luisteren en elkaar begrijpen.