..
Bijna herfstvakantie. ’s Ochtends vroeg, onderweg naar de dokter zie ik hoe flarden mist boven de weilanden hangen. Een week later, op weg naar Antwerpen is het weer op een heel andere manier mistig. In Nederland genieten we van de zon in een stralend blauwe lucht met af en toe een mooi, wit schapenwolkje. Maar als we België binnenrijden verandert het. Eerst zweven dicht bij de grond witte nevelflarden over de akkers en weilanden. Een windturbine lijkt de grijswitte damp wel uit de grond omhoog te malen. De zon schijnt tussen de vlagen mist door en laat druppels glinsteren. Steeds dikker en dichter wordt de mist, totdat we een grauwe wereld binnenrijden. Langs de weg zien we alleen nog maar een smalle strook berm en daarachter de contouren van bomen, huizen, schuren of een hek.
Ik moet denken aan de woordkaartjes over het weer die ik met de kinderen besprak. Zon, regenachtig, hagel, bewolkt en zelfs half-bewolkt was helemaal niet moeilijk. Toen kwam er een kaartje waar ik zelf ook eerst even goed naar moest kijken: schematisch getekende huizen waarvan steeds even een stukje ontbrak met daardoorheen bibberige strepen. Een net 4 jarige wist het toch meteen: ‘mist’. Andere kinderen vulden hem aan. ‘Dan kun je alles niet meer zo goed zien.’ ‘Maar alles is er wel!’ ‘Dat komt omdat de wolken dan helemaal naar beneden zijn’. ‘Ja, de wolken zijn dan op de grond en alles ziet er zo wittig uit.’ Wonderlijk eigenlijk dat de net 4 jarige Giel dat al weet. Zo vaak zal hij toch niet bewust mist gezien hebben in zijn leven. Een herfst geleden was hij nog maar 3. Misschien is er een aantal keren iets gebeurd dat de mensen om hem heen mist noemden. Misschien heeft hij een verhaal gehoord waarin mist voorkwam of zag hij een filmpje op TV. Al die verschillende ervaringen moet hij koppelen aan dat ene woordje ‘mist’ en daarna ook nog eens aan een schematisch plaatje. Een prestatie van formaat zou je zo zeggen.
Bij veel kinderen gaat dit bijna als vanzelf. Maar niet bij allemaal. Een paar jaar gelden las ik voor uit ‘Pluk van de Petteflet’. Onderweg naar de kluizelaar komt Pluk met zijn kraanwagentje in de mist terecht en verdwaald. Nanne van dik 6 jaar keek me niet begrijpend aan. ‘Heb jij wel eens mist gezien?’ vroeg ik. Nee, dat had ze niet. De andere kinderen hielpen enthousiast en vertelden alles wat ze wisten over mist en wolken. We keken naar het plaatje waarin we de koplampen van Pluks wagentje door het grijs zagen schijnen. We zochten op internet andere plaatjes over de mist. Maar ik wist niet goed of het er voor Nanne iets duidelijker op werd. Totdat we een week later buiten speelden. Ineens hoorde ik naast me een kinderstem opgetogen roepen: ‘Juf kijk, ik zie wolken! Juf zijn dat wolken? Ik kan de wolken zien!’ Bijna reageerde ik met: ‘Ja, he he, dat zijn nou wolken.’ Maar toen zag ik dat het Nanne was die zo blij naast me stond te springen. Ik volgde haar blik omhoog. In de blauwe lucht hingen prachtige witte, donzige wolkjes. En Nanne had ze gezien, opgemerkt en benoemd. Genietend proefde ze het woord als het ware op haar tong: ‘wolken…., wolken ….., allemaal wolken’. Zou ze dit opgemerkt hebben omdat we het over wolken en mist hadden gehad? Kon ze nu de relatie leggen tussen die witte, donzige vormpjes boven haar en het woord ‘wolken’ in verhalen en tussen dat fenomeen in de lucht en allerlei kennis en wetenswaardigheden? En dat waren dan alleen nog maar de woorden wolken en mist. Er zijn nog duizenden andere woorden en begrippen die 4 en 5 en 6 jarigen zich in sneltreinvaart eigen maken. In iedere kleutermethode staat bij elke les een rijtje woorden die aangeboden en liefst ook weer getoetst moeten worden. Ik wordt er altijd een beetje duizelig van. Kan ik, als juf, al die duizenden woorden die kinderen moeten kennen afzonderlijk aanleren? En er dan ook nog voor zorgen dat die woorden deel gaan uitmaken van hun wereld, dat ze ze niet weer vergeten zijn na 2 maanden? Gelukkig merk ik steeds weer dat de meeste kinderen zoveel zelf kunnen. Dat ze uit een rijke, talige omgeving vanzelf ontzettend veel woorden oppikken en dat ze die woorden ook weer gaan gebruiken. Na de vakantie presenteren de kinderen in onze zelfgemaakte TV het weerbericht en ze gebruiken moeiteloos woorden als regenachtig, half-bewolkt of mistig. En na de storm waarbij zoveel bomen omwaaiden, ook orkaan, windhoos en tornado. ‘Het weer komt vanaf de zee ons landen binnen waaien’ zegt Gijs als een echte nieuwslezer. Zelfs kinderen als Nanne doen voorzichtig mee.
En wij? Als we in Antwerpen het MuHKA binnengaan is het nog steeds grauw, grijs en mistig. Maar een uur later zitten we in een werk van James Turrel. Een klein houten huisje buiten op het dak van het museum. Bij de ingang hangt een bordje waarop staat: ‘There is no light. Even when all the light is gone, you can still sense light.’ Zittend op een van de houten banken langs de wand kijk je als vanzelf omhoog door de vierkanten uitsnede in het plafond. Nu is er wel licht, veel herfstig licht. Achter witte wolken-flarden zien we een helder blauwe lucht . Het is nog een beetje vochtig maar fris en prikkelend. Een schoon gewaaide wereld. Echt herfstweer en we hebben daar heel veel woorden voor.